Structurele verschuiving
De vrije sector was ooit het vangnet tussen sociale huur en koop, maar dat vangnet verdwijnt. Slechts 26 procent van het aanbod valt nog binnen het segment tot 1.500 euro per maand, terwijl juist dit segment meer dan een derde van alle reacties ontvangt. Huurders worden steeds vaker gedwongen door te schuiven naar het middensegment tussen 1.500 en 2.000 euro, waar de spanning nu ook snel oploopt.
Daarbovenop komt de aanhoudende uitponding. Ongeveer 7,3 procent van alle verkochte woningen was eerder een huurwoning. Vooral kleine appartementen en eengezinswoningen verdwijnen uit de huursector, vaak juist de panden die starters of alleenstaanden nodig hebben.
Het totale aanbod slinkt dus, terwijl de huurvraag structureel hoog blijft.
De flexibele schil brokkelt af
Wat ooit een tijdelijke krapte leek, is uitgegroeid tot een structureel tekort. Starters, gescheiden ouders en mensen met flexibele banen kunnen nauwelijks nog terecht in de vrije sector. Wachten op sociale huur duurt jaren, kopen is vaak onhaalbaar en de vrije sector loopt vol.
Het verdwijnen van deze flexibele schil raakt niet alleen individuele huishoudens maar ook de arbeidsmobiliteit en de economische veerkracht van Nederland.
Wat dit betekent voor beleggers
Terwijl het publieke debat zich richt op betaalbaarheid, tekent zich een andere realiteit af. De vrije huursector transformeert naar een kleiner, professioneler domein waarin kwalitatieve en duurzame huurwoningen steeds waardevoller worden. Voor beleggers die zorgvuldig selecteren en langetermijnwaarde zoeken, biedt deze schaarste juist kansen. Projecten met vergunningen, goede energielabels en stabiele exploitatie kunnen de komende jaren bovengemiddeld gaan presteren.